Herderschap |
|
Te bestuderen teksten: |
Ik zou 3 belangrijke
aspecten van deze bediening willen bezien en wel: |
|
|
□ |
Leiderschap
(Roeping, moed en autoriteit) |
|
|
□ |
Discipelschap
(Gehoorzaamheid en nederigheid) |
|
|
□ |
Gemeenschap (Liefde
en openheid) |
|
|
Deze drie dienen alle
doordrenkt en bezield te zijn van het
dienaarschap! |
|
|
De herder is ook een door God geroepen leider. Deze roeping vinden
we zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament en zij ontvangen
een duidelijke opdracht met bijbehorend gezag, kracht en
bekwaamheid. |
|
|
Het Griekse woord
‘‘hegeomai’’
betekent leiden, geleiden, denken, geloven. Een leider gaat als
gids
vooraan, als denker
stippelt hij de wegen uit, als
strateeg bedenkt hij plannen en als
gelovig leider
gebeurt dit onder leiding en afhankelijkheid van de Heilige Geest. |
|
|
In Hebreeën 13:7, 17 en 24
wordt het vertaald als voorgangers, die het Woord Gods spreken,
wiens geloof nagevolgd dient te worden, op wiens einde van het
geloof gelet kan worden als voorbeeld, aan wie gehoorzaamheid
verschuldigd is, die rekenschap af dienen te leggen van de zielen,
die hun zijn toevertrouwd en die van de apostelschrijver de
hartelijke groeten ontvangen samen met de andere heiligen. |
|
Hebr. 13:7, 17, 24 |
De leider staat onder
het gezag van Christus. Hij mag geen gezag uitoefenen buiten
Christus om. Hij is slechts
uitvoerder van Christus’ gezag en handelt niet naar eigen willekeur.
Wordt het losgemaakt van Christus en het Woord, dan is het puur
vleselijk. Het wordt ‘heersen over elkaar’,
‘elkander betuttelen’
en is voortdurend grensoverschrijdend bezig op andermans
gezagsgebied. |
|
|
Mozes is een goed
voorbeeld van een leider, waarbij gezag wordt gedelegeerd. Op advies
van Jethro stelde hij rechters aan, die elk over een aantal mensen
gesteld werden en wel over 1000, 100, 50 en 10. Verder zonderde hij
70 oudsten af om samen met hem de last te dragen. |
|
Ex. 18:17-27;
Num. 11 |
In het Nieuwe
Testament wordt aangegeven, dat Christus het Hoofd en de Opperherder
is. Als Hogepriester wandelt Hij
tussen de 7 kandelaren (beeld van het geheel van alle gemeenten van
alle tijden en plaatsen). |
|
Ef. 2:22;
1Petr. 5:4;
Openb. 1:13 |
Christus heeft in Zijn
handen de 7 sterren, die de engelen (de boden, ambassadeurs) van
Christus worden genoemd. Zij vertegenwoordigen Christus bij de
plaatselijke gemeente en de gemeente bij Christus. Elke ster heeft
de verantwoordelijkheid over een gemeente en we zien hier mogelijk
het principe van de plaatselijke gemeenteleider (voorganger), die
direct onder Christus’ gezag staat. |
|
Openb. 1:16 |
Dit betekent ook, dat
een volwassen plaatselijke gemeente zelfstandig is. Het is wel zaak, dat er een
plaatselijke ordening is van oudsten en diakenen, die de voorganger
bijstaan in zijn taak. |
|
|
Er zijn zeker wel
ambten (Charisma), die geroepen zijn om
breder te
dienen dan de plaatselijke gemeente, maar dan spreek ik liever over
een bediening voor de universele
Gemeente. Het gezag, dat met deze
bediening samenhangt, kan profetisch of leerstellig gezag zijn, maar
zal niet het bestuurlijk en verantwoordelijk gezag van de
plaatselijke gemeente aantasten. |
|
|
Het is voor de opbouw
van het werk zeker nuttig, dat er regionale, landelijke,
continentale of wereldwijde verbanden zijn, zolang deze de
zelfstandigheid van de gemeenten niet aantasten. |
|
|
Samenwerking tussen
de verschillende gemeenten bevorderen ook de wederzijdse bevruchting
van hetgeen de Geest in de gemeenten doet. Het werkt zo nodig
corrigerend en bewaart voor geestelijk isolement, waardoor dingen
kunnen scheefgroeien. |
|
|
In het Grieks
‘‘mathêtès’’:
discipel of leerling. Iemand, die onderwezen wordt door een leraar
en diens volgeling is. |
|
|
Jezus stelde, dat zij,
die in Zijn Woord zouden blijven, echt Zijn discipelen zijn, de
waarheid zouden verstaan en door de waarheid vrijgemaakt zouden
worden. In Johannes 15
wordt nog toegevoegd, dat ook het vruchtdragen kenmerk van het ware
discipelschap is. |
|
Joh. 8:32
Joh. 15:7, 8 |
We spraken over
gezag en autoriteit van de leider. Als tegenpool van de verzoeking
om te heersen over de kudde wordt de leider getraind om een
gehoorzaam en nederig discipel te zijn. |
|
1Petr. 5:3 |
Mozes werd 40 jaar
achter de schapen gezet, David werd gevormd en geslepen door Saul.
Petrus kwam door zijn verloochening tot een bankroet, waardoor zijn
bediening diepte kreeg. Elke door God geroepen leider wordt geslepen
door allerlei toegelaten of toebedeelde situaties en mensen. |
|
|
1. |
Zijn discipelschap zal in de eerste plaats
tegenover zijn Heer tot uitdrukking komen. |
|
|
2. |
Daarnaast zal hij een respectvolle en
nederige houding innemen tegenover het gezag van de ander. Er kan
gezag boven een leider zijn, gelijkwaardig gezag en gezag op lager
niveau. Een goed discipel zal de juiste houding tegenover elk kunnen
innemen. |
|
|
Dit is ook zeer belangrijk. Een goed onderling contact tussen de
leider en degenen die hij mag leiden. Het aspect van de liefdevolle
benadering speelt hier een belangrijke rol. |
|
|
We lezen van Jezus, dat
Hij met innerlijke ontferming
bewogen werd. |
|
|
De leider moet niet
onbereikbaar zijn in zijn ivoren toren. |
|
|
In het Grieks vinden we
hier het woord ‘koinonia’,
vertaald als ‘gemeenschap’,
‘deelneming’,
‘deel hebben aan’,
‘hulpbetoon’,
‘mededeelzaamheid’,
enz. Dit zijn alle begrippen, die spreken van een nauwe liefdevolle
band, waarbij onderling wordt
gedeeld in een geest van openheid. |
|
|
Ook hierin is Christus
het grote voorbeeld, die zijn rijkdommen niet voor zichzelf heeft
gehouden, maar zich zelf volkomen heeft
ontledigd
en zich onder de mensen als het ware heeft
gedistribueerd. |
|
Col. 3:12;
Filip. 2:1 |
Er zou hier verder nog
veel over te zeggen zijn, het is zeker niet volledig, maar geeft
enigszins aan wat de grondbeginselen zijn van leiderschap in de
geest van Christus tot dienstbetoon. |
|
|
|