EFEZIËRS 1:3, 20
Ef. 1:1-23:
- Paulus, door de wil van God een apostel van
Christus Jezus, aan de heiligen en gelovigen in Christus Jezus, die [te
Efeze] zijn;
- genade zij u en vrede van God, onze Vader, en
van de Here Jezus Christus.
- Gezegend zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, die ons
met allerlei geestelijke zegen in de hemelse gewesten gezegend heeft in
Christus.
- Hij heeft ons immers in Hem uitverkoren vóór de
grondlegging der wereld, opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn voor
zijn aangezicht.
- In liefde heeft Hij ons tevoren ertoe bestemd
als zonen van Hem te worden aangenomen door Jezus Christus, naar het
welbehagen van zijn wil,
- tot lof van de heerlijkheid zijner genade,
waarmede Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde.
- En in Hem hebben wij de verlossing door zijn
bloed, de vergeving van de overtredingen, naar de rijkdom zijner genade,
- welke Hij ons overvloedig heeft bewezen in alle
wijsheid en verstand,
- door ons het geheimenis van zijn wil te doen
kennen, in overeenstemming met het welbehagen, dat Hij Zich in Hem had
voorgenomen,
- om, ter voorbereiding van de volheid der
tijden, al wat in de hemelen en op de aarde is onder één hoofd, dat is
Christus, samen te vatten,
- in Hem, in wie wij ook het erfdeel ontvangen
hebben, waartoe wij tevoren bestemd waren krachtens het voornemen van Hem,
die in alles werkt naar de raad van zijn wil,
- opdat wij zouden zijn tot lof zijner
heerlijkheid, wij, die reeds tevoren onze hoop op Christus hadden gebouwd.
- In Hem zijt ook gij, nadat gij het woord der
waarheid, het evangelie uwer behoudenis, hebt gehoord; in Hem zijt gij, toen
gij gelovig werdt, ook verzegeld met de heilige Geest der belofte,
- die een onderpand is van onze erfenis, tot
verlossing van het volk, dat Hij Zich verworven heeft, tot lof zijner
heerlijkheid.
- Daarom houd ook ik, gehoord hebbende van uw
geloof in de Here Jezus en van uw liefde tot al de heiligen,
- niet op te danken, u gedenkende bij mijn
gebeden,
- opdat de God van onze Here Jezus Christus, de
Vader der heerlijkheid, u geve de Geest van wijsheid en van openbaring om
Hem recht te kennen:
- verlichte ogen [uws] harten, zodat gij weet,
welke hoop zijn roeping wekt, hoe rijk de heerlijkheid is zijner erfenis bij
de heiligen,
- en hoe overweldigend groot zijn kracht is aan
ons, die geloven, naar de werking van de sterkte zijner macht,
- die Hij heeft gewrocht in Christus, door Hem uit de doden op te
wekken en Hem te zetten aan zijn rechterhand in de hemelse gewesten,
- boven alle overheid en macht en kracht en
heerschappij en alle naam, die genoemd wordt niet alleen in deze, maar ook
in de toekomende eeuw.
- En Hij heeft alles onder zijn voeten gesteld en
Hem als hoofd boven al wat is, gegeven aan de gemeente,
- die zijn lichaam is, vervuld met Hem, die alles
in allen volmaakt.
NBG vertaling 1951