EFEZIĖRS 4:22
Ef. 4:17-32:
- Dit zeg ik dan en betuig ik in de Here, dat gij
niet langer moogt wandelen zoals ook de heidenen wandelen, in de ijdelheid
van hun denken,
- verduisterd in hun verstand, vervreemd van het
leven Gods om de onwetendheid, die in hen heerst, om de verharding van hun
hart.
- Zij hebben zich immers in hun verdoving
overgegeven aan de losbandigheid om gretig winst te slaan uit allerlei
onreinheid.
- Maar gij geheel anders: gij hebt Christus leren
kennen.
- Gij toch hebt van Hem gehoord en zijt in Hem
onderwezen, gelijk dit de waarheid is in Jezus,
- dat gij, wat uw vroegere wandel betreft, de oude mens aflegt, die ten
verderve gaat, naar zijn misleidende begeerten,
- dat gij verjongd wordt door de geest van uw
denken,
- en de nieuwe mens aandoet, die naar (de wil
van) God geschapen is in waarachtige gerechtigheid en heiligheid.
- Legt daarom de leugen af en spreekt waarheid,
ieder met zijn naaste, omdat wij leden zijn van elkander.
- Geraakt gij in toorn, zondigt dan niet: de zon
mag niet over een opwelling van uw toorn ondergaan;
- en geeft de duivel geen voet.
- Wie een dief was, stele niet meer, maar spanne
zich liever in om met zijn handen goed werk te verrichten, opdat hij iets
kan mededelen aan de behoeftige.
- Geen liederlijk woord kome uit uw mond, maar
als gij een goed (woord) hebt, tot opbouw, waar dit nuttig is, opdat zij,
die het horen, genade ontvangen.
- En bedroeft de heilige Geest Gods niet, door
wie gij verzegeld zijt tegen de dag der verlossing.
- Alle bitterheid, gramschap, toorn, getier en
gevloek worde uit uw midden gebannen, evenals alle kwaadaardigheid.
- Maar weest jegens elkander vriendelijk,
barmhartig, elkander vergevend, zoals God in Christus u vergeving geschonken
heeft.
NBG vertaling 1951