DEUTERONOMIUM 1:6-8

   Deut. 1:6-8:

  1. De Here, onze God, heeft tot ons bij Horeb gesproken: gij zijt lang genoeg bij deze berg gebleven;

  2. begeeft u op weg, breekt op, trekt naar het gebergte der Amorieten en naar al hun naburen, in de Vlakte, op het Gebergte, in de Laagte, in het Zuiderland en aan de zeekust, het land der Kanaänieten, en de Libanon tot aan de grote rivier, de Eufraat.

  3. Zie, Ik heb dat land tot uw beschikking gesteld; trekt er binnen en neemt bezit van het land, waarvan de Here aan uw vaderen, Abraham, Isaäk en Jakob gezworen heeft, dat Hij het hun en hun nakroost geven zou.

   NBG vertaling 1951