1 KRONIEKEN 25:1-5
1Kron. 25:1-8:
Voorts zonderden David en de legeroversten tot de dienst af de zonen van Asaf, Heman en Jeduthun, die profeteerden bij het spel van citers, harpen en cimbalen. De lijst der mannen die dit dienstwerk verrichtten, was de volgende.
De zonen van Asaf: Zakkur, Jozef, Netanja, Asarela, zonen van Asaf, onder leiding van Asaf, die profeteerde, daartoe door de koning aangewezen.
Jedutun: de zonen van Jeduthun: Gedalja, Seri, Jesaja, Chasabja en Mattitja, zes, onder leiding van hun vader Jeduthun, die bij het spel van de citer profeteerde onder het loven en prijzen van de Here.
Heman: de zonen van Heman: Bukkiahu, Mattanja, Uzziel, Sebuel, Jerimot, Chananja, Chanani, Eliata, Giddalti, Romamti ezer, Josbekasa, Malloti, Hotir en Machaziot.
Deze allen waren zonen van Heman, de ziener van de koning, die de woorden Gods vertolkte, om de hoorn te verhogen; God had Heman veertien zonen en drie dochters gegeven.
Die allen namen, onder leiding van hun vader, deel aan het gezang in het huis des Heren met cimbalen, harpen en citers, bij de dienst in het huis Gods, op aanwijzing van de koning; Asaf, Jeduthun en Heman;
en hun aantal bedroeg, met inbegrip van hun broeders die onderricht waren in de zang voor de Here, allen die volleerd waren: tweehonderd achtentachtig.
Zij wierpen het lot voor de regeling der diensten, de jongste evenzeer als de oudste, de volleerde zowel als de leerling.
NBG vertaling 1951