Den
HERE heilig |
|
Te bestuderen teksten: |
’’Ook zult ge een plaat van louter goud maken en
daarop graveren als zegelgraveerwerk:’ Den Here
heilig... ’Zij zal op het voorhoofd van Aäron
zijn, en Aäron zal de schuld dragen, gelegen in de
heilige dingen, die de Israëlieten heiligen bij al
de gaven van hun heilige dingen; ja, zij zal
voortdurend op zijn voorhoofd wezen,zodat zij
welgevallig zijn voor het Aangezicht des Heren.’’
|
|
|
Ex. 28:36-38 |
Dit gold
voor de Hogepriester! Niet voor de gewone priesters.
De hogepriester typeert Jezus en als zodanig ligt hierin
een geweldige troost. In deze typologie van de
hogepriester ligt veel bemoedigends en we willen
hiervoor onze ogen vestigen op Jezus, onze Hogepriester. |
|
|
Nu is daar
machtig veel te zeggen over de hogepriesterlijke
bediening en zeker ook over de gehele tabernakeldienst,
omdat in dit alles de verlossingsweg door Christus wordt
verkondigd.
Elk deel heeft wel een bijzondere betekenis, maar voor
ons onderwerp willen we er één ding uitlichten en wel
de hogepriesterlijke
tulband met de gouden plaat. |
|
|
Nu is het
zo, dat de hele tabernakeldienst in het bijzonder de
heiligheid van God benadrukt en laat zien, dat er een
onmetelijke kloof is tussen de heiligheid van God en de
zonde van de mens.
In alles klinkt ons tegen, dat deze kloof louter en
alleen is te overbruggen door een priesterlijke
bediening en wel in het bijzonder van de hogepriester.
De priester, die optreedt als middelaar tussen de mens
en God en de zonden bedekt door het offer. |
|
|
Dit waren
schaduwbeelden, maar de
werkelijkheid in de onzienlijke wereld gaat nog
aanzienlijk verder.
Om de zonde in al haar verschrikking werkelijk te kunnen
verzoenen was er een goddelijk volmaakte hogepriester
nodig en een goddelijk volmaakt offer, beladen met de
totaliteit van de zonden der mensen om de kloof tussen
God en mensen te kunnen overbruggen. |
|
|
Ik denk, dat
wij niet half beseffen hoe groot de kloof is tussen God
en de zonde. We zijn zó vertrouwd met de gedachte, dat
Jezus voor ons aan het kruis is gegaan en dat we zo tot
de Vader kunnen gaan, dat we vaak niet beseffen, dat de
afstand tussen de heilige God en onze onheilige natuur
zó groot is, dat het eigenlijk helemaal niet kan!
Deze afstand kan slechts opgeheven worden door een
ongelooflijk wonder, daar we anders verteerd zouden
worden.
Buiten Jezus om kan God
helemaal niet benaderd worden! |
|
|
Hoewel we
dit wel weten, kunnen we hier niet genoeg van
doordrongen zijn, zodat onze
vrijmoedigheid
niet verandert in
vrijpostigheid! |
|
|
|